Перевод: с французского на нидерландский

с нидерландского на французский

С нидерландского на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

van planten

Толкование Перевод

1 faner

faner [faanee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 formeel〉

1 verwelken 〈 van bloemen〉 ⇒ verleppen, verdorren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 planten, bloemen〉 doen verwelken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ doen verleppen, doen verdorren

2 〈formeel; kleur, stof〉 doen verschieten ⇒ doen verkleuren, doen verbleken

III se faner 〈 wederkerend werkwoord〉

1 verwelken 〈 van planten, bloemen〉〈 ook figuurlijk〉 ⇒ verleppen, verdorren, verflensen

2 verschieten 〈 van kleur, stof〉 ⇒ verkleuren, verbleken

1. v
1) (doen) verwelken

2) doen verschieten [kleur]
2. se faner
v

1) verwelken, verdorren

2) verschieten

Dictionnaire français-néerlandais > faner
2 étioler

étioler [eetie.ollee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 planten〉 doen verbleken

2 〈 iemand〉bleek, zwak doen worden

II s'étioler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 verbleken 〈 van planten〉

2 bleek, zwak worden ⇒ verkommeren, wegkwijnen

3 afstompen 〈 van geest〉 ⇒ achteruitgaan

Dictionnaire français-néerlandais > étioler
3 reprise

reprise [rəpriez]

〈v.〉

1 (het) weer nemen ⇒ herneming, herovering, terugneming, overname

2 hervatting ⇒ herhaling ⇒ 〈 literatuur〉 refrein

3 herstel ⇒ reparatie 〈 ook kleding〉

4 (het) aanslaan 〈 van planten〉 ⇒ nieuwe groei

5 overname 〈 bij huur, koop〉 ⇒ overnamekosten plus sleutelgeld

6 opleving ⇒ herstel 〈 van de handel〉

7 〈 auto〉 acceleratievermogen

8 〈 boksen〉 ronde

♦voorbeelden:

1 reprise d'une voiture • inruilwaarde van een auto

à plusieurs reprises • herhaaldelijk

3 reprise perdue • onzichtbaar verstelwerk

f

1) (het) weer nemen, herovering

2) hervatting

3) reparatie

4) nieuwe groei

5) opleving

6) acceleratievermogen [auto]

7) ronde [boksen]

Dictionnaire français-néerlandais > reprise
4 habitat

habitat [aabietaa]

〈m.〉

1 woonvorm ⇒ woonsfeer, -klimaat, -milieu, -wijze

2 woonomstandigheden

3 vindplaats ⇒ habitat, woongebied 〈 van dieren〉 ⇒ groeiplaats 〈 van planten〉

m

1) woonsfeer, woonmilieu

2) woonomstandigheden

3) woongebied, groeiplaats

Dictionnaire français-néerlandais > habitat
5 lent

lent [lã]

〈 bijvoeglijk naamwoord〉, lentement [lãtmã] 〈 bijwoord〉

1 langzaam ⇒ traag

♦voorbeelden:

1 avoir l'esprit lent • traag van begrip zijn

poison lent • langzaam werkend, sluipend vergif

être lent à venir • lang op zich laten wachten

être lent à se décider • niet snel een beslissing kunnen nemen; 〈 van planten〉 langzaam groeien

adj

langzaam, traag

Dictionnaire français-néerlandais > lent
6 reprendre

reprendre [rəprãdr]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 opnieuw beginnen

2 opnieuw groeien 〈 van planten〉 ⇒ aanslaan, herstellen 〈 van zieke〉

♦voorbeelden:

1    les affaires reprennent • de zaken gaan beter

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 weer nemen ⇒ hernemen, terugnemen, weer opnemen

2 opnieuw beginnen ⇒ herhalen

3 repareren ⇒ herstellen, bijwerken

4 overnemen

5 berispen ⇒ terechtwijzen

♦voorbeelden:

1    reprendre connaissance, haleine • weer bij kennis, op adem komen

reprendre la route • weer op weg gaan

¶    trouver à reprendre à qc. • ergens iets op aan te merken hebben

on ne m'y reprendra plus • dat zal me niet weer gebeuren

  → collier, poil

III se reprendre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich herstellen ⇒ weer meester over zichzelf worden

2 〈+ à〉 opnieuw beginnen (te)

v

1) opnieuw beginnen

2) opnieuw groeien [plant]

3) weer nemen

4) repareren

5) overnemen

6) terechtwijzen

Dictionnaire français-néerlandais > reprendre
7 entrelacer

entrelacer [ãtrəlaasee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 ineenvlechten ⇒ verstrengelen

II s'entrelacer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 ineengevlochten zijn ⇒ 〈van planten enz.〉 door elkaar heen groeien

v

( s'entrelacer) ineengevlochten zijn

Dictionnaire français-néerlandais > entrelacer
8 épine

épine [eepien]

〈v.〉

1 doorn 〈 van planten, dieren〉 ⇒ stekel, doornstruik

2 doorn 〈 aan een bot〉 ⇒ uitsteeksel

3 moeilijkheid

4 stekel(baars)

5 〈 dierkunde〉 (kleine) pieterman

♦voorbeelden:

1    épine de cerf • wegedoorn

épine blanche • meidoorn

être sur des épines • op hete kolen zitten

2    épine dorsale • ruggengraat

épine nasale • neus(beentje)

3    〈 figuurlijk〉 épine au pied • doorn in het vlees

enlever, tirer à qn. une épine du pied • iemand uit de verlegenheid helpen

  → rose

f

1) doorn, stekel

2) moeilijkheid

3) stekelbaars

Dictionnaire français-néerlandais > épine
9 excroissance

excroissance [ekskrwaasãs]

〈v.〉〈 biologie〉

1 〈 ook figuurlijk〉 uitwas 〈 van planten, aan bomen, op de huid〉 ⇒ uit-, aangroeisel, knoest, gezwel

f

uitwas, gezwel

Dictionnaire français-néerlandais > excroissance
10 végéter

végéter [veezĵeetee]

〈 werkwoord〉

1 vegeteren ⇒ een plantenleven leiden, verkommeren

2 groeien 〈 van planten〉

♦voorbeelden:

1 son affaire végète • zijn zaak loopt slecht

v

1) vegeteren, verkommeren

2) groeien

Dictionnaire français-néerlandais > végéter
11 vivace

vivace [vievaas]

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 〈 vooral van planten en lagere dieren〉 vol levenskracht ⇒ taai, sterk

2 hardnekkig ⇒ ingeworteld, onwrikbaar

→ plante

adj

1) vol levenskracht, sterk

2) hardnekkig, ingeworteld

Dictionnaire français-néerlandais > vivace
12 forçage

forçage [forsaazĵ]

〈m.〉

1 (het) trekken 〈 van planten〉 ⇒ (het) forceren

Dictionnaire français-néerlandais > forçage
13 être lent à se décider

être lent à se décider

niet snel een beslissing kunnen nemen; 〈 van planten〉 langzaam groeien

Dictionnaire français-néerlandais > être lent à se décider
14 planter

planter [plãtee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (be)planten ⇒ poten

2 insteken ⇒ inslaan

3 oprichten ⇒ opzetten, neerzetten

♦voorbeelden:

2    le lion planta ses griffes dans son bras • de leeuw zette zijn klauwen in zijn arm

¶    planter là qn., qc. • iemand zomaar laten staan, iets in de steek laten

être, rester planté qp. • ergens (onbeweeglijk) blijven staan

  → chou

II se planter 〈 wederkerend werkwoord〉

1 (stil) gaan staan ⇒ post vatten

2 zich vasthechten

3 geplant worden

4 〈 informeel〉 volledig afgaan ⇒ er niets van maken 〈m.b.t. tentamen enz.〉

5 〈 informeel〉 van de weg raken

6 〈 informeel〉 ernaast zitten

♦voorbeelden:

2    la balle s'est plantée au milieu de la cible • de kogel is midden in de roos gekomen

1. v
1) (be)planten

2) insteken

3) inslaan [spijker]

4) neerzetten
2. se planter
v

1) (stil) gaan staan

2) zich vasthechten

3) geplant worden

4) volledig afgaan

5) van de weg raken

6) ernaast zitten

Dictionnaire français-néerlandais > planter
15 implanter

implanter [ẽplãtee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 bedrijf〉 vestigen

2 〈 gebruik〉 in zwang brengen ⇒ invoeren

3 〈 medisch〉 implanteren

4 planten (in) ⇒ vastzetten (in)

♦voorbeelden:

2 préjugé implanté • ingeworteld vooroordeel

II s'implanter 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich vestigen

2 ingeburgerd raken 〈 van gebruik〉 ⇒ wortel schieten, ingang vinden, vaste voet krijgen

v

1) vestigen

2) invoeren

3) implanteren

4) planten (in), vastzetten (in)

Dictionnaire français-néerlandais > implanter
16 plantation

plantation [plãtaasjõ]

〈v.〉

1 (het) planten ⇒ (het) poten

2 beplanting ⇒ aanplant

3 plantage

4 inplanting 〈 van haar〉

f

1) (het) planten, poten

2) aanplant

3) plantage

4) inplanting [haar]

Dictionnaire français-néerlandais > plantation
17 éclater

éclater [eeklaatee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (uit elkaar) barsten ⇒ springen, ontploffen, klappen 〈 van band〉

2 losbarsten ⇒ uitbarsten, uitbreken

3 uiteenvallen ⇒ opgedeeld worden, zich splitsen

4 duidelijk zichtbaar worden, zijn

5 〈figuurlijk; informeel〉 doorbreken ⇒ plotseling beroemd worden

♦voorbeelden:

1    bourgeons qui éclatent • bloemknoppen die openspringen

〈 figuurlijk〉 ça va éclater • de bom barst

2    sa colère éclata • hij, zij ontstak in woede

la Marseillaise éclata • plotseling weerklonk de Marseillaise

la salle éclata (en applaudissements) • het applaus barstte los in de zaal

4    la joie éclata sur son visage • de vreugde straalde van zijn, haar gezicht af

¶    éclater de santé • in blakende welstand verkeren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 planten〉 stekken

III s'éclater 〈 wederkerend werkwoord〉〈 informeel〉

1 zich kostelijk amuseren

♦voorbeelden:

1    s'éclater comme une bête • uit zijn bol gaan

v

1) (uit elkaar) barsten, ontploffen

2) klappen [band]

3) losbarsten

4) uiteenvallen, zich splitsen

5) duidelijk zichtbaar zijn

6) plotseling beroemd worden

Dictionnaire français-néerlandais > éclater
18 forcer

forcer [forsee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 veel kracht zetten ⇒ forceren, zich hard inspannen

2 in kracht toenemen

3 klemmen ⇒ stroef lopen

4 〈 sport en spel〉 overtroeven ⇒ een hogere kaart spelen

♦voorbeelden:

1    forcer de voiles • alle zeilen bijzetten

forcer sur les rames • uit alle macht roeien

ne forcez pas sur l'alcool • niet overdrijven met de (sterke) drank

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 geweld uitoefenen op ⇒ met geweld nemen, openbreken

2 druk uitoefenen op ⇒ dwingen, noodzaken (tot), verplichten

3 te veel vergen van ⇒ forceren

4 overdrijven ⇒ te sterk aanzetten

♦voorbeelden:

1    forcer une femme • een vrouw verkrachten

forcer le sens de ses paroles • zijn woorden verdraaien

forcer la vérité • de waarheid geweld aandoen

2    forcer le coeur de qn. • iemand dwingen

〈 formeel〉 forcer le destin • het lot naar zijn hand proberen te zetten

forcer la main à qn. • iemand (ergens toe) dwingen

forcer le respect • respect afdwingen

forcer qn. à, de 〈+ onbepaalde wijs〉 • iemand dwingen te, noodzaken te

  → dose

3    forcer sa nature • zichzelf geweld aandoen

forcer la nature • te veel van zichzelf vergen

forcer les plantes • planten trekken

4    forcer l'allure • het tempo opvoeren

forcer la note • een te hoge rekening uitschrijven; 〈 figuurlijk〉 overdrijven

III se forcer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich dwingen

v

1) forceren

2) in kracht toenemen

3) klemmen

4) overtroeven [spel]

5) beschadigen

6) openbreken

7) dwingen, verplichten

8) overdrijven

Dictionnaire français-néerlandais > forcer
19 enrouler

enrouler [ãroelee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 oprollen ⇒ opwinden, opwikkelen

♦voorbeelden:

1    jupe enroulée • wikkelrok

II s'enrouler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich slingeren 〈 van weg, planten〉 ⇒ zich kronkelen

2 zich oprollen

♦voorbeelden:

2    s'enrouler dans une couverture • zich in een deken wikkelen

1. v
oprollen, opwinden
2. s'enrouler
v

1) slingeren, kronkelen

2) zich oprollen

Dictionnaire français-néerlandais > enrouler
20 pincer

pincer [pẽsee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 knijpen

2 samenknijpen ⇒ vastklemmen, op elkaar klemmen

3 〈 informeel〉 betrappen ⇒ snappen, te pakken krijgen

4 〈m.b.t. kou〉 snerpen ⇒ snijden, door merg en been gaan

5 〈 muziek〉 tokkelen

6 〈 planten〉 toppen

7 〈 naaiwerk〉 innemen

♦voorbeelden:

2    pincer les narines • de neus dichtknijpen

3    il est pincé • hij is erbij

se faire pincer • opgepakt worden, betrapt worden; 〈 ook〉 het te pakken krijgen 〈 ziekte, verliefdheid〉

¶    〈 informeel〉 en pincer pour qn. • helemaal weg zijn van iemand

II se pincer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich klemmen

♦voorbeelden:

1    se pincer le doigt en fermant la porte • met z'n vinger tussen de deur komen

¶    se pincer le nez • z'n neus dichtknijpen

v

1) knijpen

2) vastklemmen

3) betrappen

4) snijden, door merg en been gaan

5) tokkelen

6) toppen [plant]

7) innemen [naaiwerk]

Dictionnaire français-néerlandais > pincer

Страницы

См. также в других словарях:

Planten un Blomen — Gedenktafel für Johan van Valckenburgh, Erbauer der Wallanlagen 1616–25 Planten un Blomen ist eine etwa 47 Hektar große Parkanlage im Herzen von Hamburg. Der Name ist plattdeutsch und bedeutet „Pflanzen und Blumen“. Der Gründer und e … Deutsch Wikipedia
Gustaaf Willem van Imhoff — 1742 Gustaaf Willem Baron van Imhoff (dt. Gustav Wilhelm Freiherr von Imhoff; * 8. August 1705 in Leer (Ostfriesland); † 1. November 1750 in Batavia) war Generalgouverneur von Niederländisch Indien. Van Imhoff g … Deutsch Wikipedia
Johan van Valckenburgh — (* um 1575; † 1625 in Voorburg, heute Leidschendam Voorburg) war ein niederländischer Ingenieur, der vor allem durch den Festungsbau bekannt wurde. 1606 wurde er Ingenieur in den Diensten des niederländischen Prinzen Moritz von Oranien wie vor… … Deutsch Wikipedia
Franz van der Glas — Die Künstlerkolonie Dötlingen befand sich in den ersten Jahrzehnten des zwanzigsten Jahrhunderts im niedersächsischen Dorf Dötlingen, gelegen im Landkreis Oldenburg, wenige Kilometer nordwestlich des Kreissitzes Wildeshausen, auf der Nordostseite … Deutsch Wikipedia
Johan-van-Valckenburgh-Brücke — Die Johan van Valckenburgh Brücke führt im Hamburger Park Planten un Blomen von den Tropengewächshäusern über die Reste des ehemaligen Wallgrabens zur Gedenktafel an Johan van Valckenburgh, den Ingenieur der Hamburger Wallanlagen. Die Brücke… … Deutsch Wikipedia
Herbert de Jager — (* 1634 in Zwammerdam; † 6. Januar 1694 Batavia) war ein studierter Orientalist, der als herausragender Kenner zahlreicher asiatischer Sprachen der niederländischen Ostindien Kompanie diente und durch Briefe, Berichte und Materialsendungen einen… … Deutsch Wikipedia
Streblorrhiza — Streblorrhiza … Wikipedia Español
DE-HH — Freie und Hansestadt Hamburg Landesflagge: Hamburg in Deutschland … Deutsch Wikipedia
Freie Stadt Hamburg — Freie und Hansestadt Hamburg Landesflagge: Hamburg in Deutschland … Deutsch Wikipedia
Freie und Hansestadt Hamburg — Landesflagge: Hamburg in Deutschland … Deutsch Wikipedia
Hamborg — Freie und Hansestadt Hamburg Landesflagge: Hamburg in Deutschland … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

van planten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

van planten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: